Onvergetelijk mooie ervaringen in de Witte Woestijn na een revanche op de Pharaonic Run - Demonstraties op het Tahrirplein
Artikelindex
Maandag 21 december (Demonstraties op het Tharirplein)
Van gasten in het hotel hoorde ik dat er grote demonstraties aan de gang waren op het Tahrirplein, het centrale plein in Caïro waaraan onder meer het Egyptische Museum ligt. In Nederland had ik ook al e.e.a. hierover opgevangen, maar de geluiden die ik in het hotel opving klonken ernstig. Ik besloot toch een wandeling te maken door het centrum van Caïro om te zien hoe het aan toe ging. Met een vage ongerustheid ging ik op pad. Het viel me op dat er dit jaar bijzonder weinig toeristen in de stad rondliepen. Op m’n eiland Zamalek zag je wel westerlingen, maar eenmaal de Nijl over leek ik de enige westerling te zijn. Ik zocht de fietsenzaak op waarbij ik vorig jaar fietsen had gehuurd en deze bleek ook nu weer een mountainbike beschikbaar te hebben. Dit was voor de race voor komende vrijdag dus al geregeld. In dezelfde straat van de fietsenzaak was even verderop een gerechtsgebouw. Op straat om het gebouw heen hingen talloze mensen rond. Op de trappen van het gebouw stonden tientallen politieagenten losjes in groepen verspreid. Er hing een gespannen rust. Wat mij verder opviel was dat de mensen ernstiger keken dan vorig jaar en nergens een lach op de gezichten was waar te nemen. Ook viel het me op dat in het centrum van Caïro het overgrote deel van de vrouwen gesluierd rondliep. Boerka’s en minqabs waren gelukkig een uitzondering. Om even voor vijf kwam ik in de buurt van het Tahrirplein. Een vriendelijke winkelier sprak mij aan een raadde het mij sterk af om naar het plein te gaan. Het was er gevaarlijk. Nu ben ik van nature een voorzichtig mens en eigenzinnig tegelijk. Maar m’n eigenzinnigheid en nieuwsgierigheid waren toch sterker dus ging ik naar de rand van het plein. Daar zag ik dat bij provisorische afzettingen controleurs waren die bezoekers van het plein naar een identificatie vroegen. De sfeer was op zich heel kalm. Maar toch. Ik wist niet wat ik ervan moest denken. Ik besloot toch maar terug te keren naar het hotel.
Op de terugweg zag ik aan de overkant van de weg een groep jonge demonstranten. Zij liepen met de rood wit zwarte Egyptische vlag en liepen in een straf tempo luid scanderend over straat. Ik kreeg er een ongemakkelijk gevoel bij. Thuis aangekomen in het hotel zag ik op internet wat er die dag op het Tahrirplein was gebeurd. Er waren die middag 22 doden gevallen en ettelijke gewonden. Ik begreep nu die winkelier. Ik wilde meer de achtergronden van deze demonstratiegolf weten en bezocht websites als Reuters, CNN en Al Jazeera. Ook de Engelstalige krant Egyptian Gazette gaf mij meer kennis van wat er precies onder mijn ogen afspeelden en ook over de achtergronden. Feit was dat het Egyptische volk met de eerste revolutie van 25 januari 2011 een regimewisseling van president Moebarak had bewerkstelligd, maar dat was slechts een slag in een langduriger strijd. Er was weinig vertrouwen in de interimregering en de militaire raad die voor de ordehandhaving zorgde. Er was een concept grondwet gekomen waaruit het beeld rees dat de militairen in Egypte zich in feite boven de wet plaatsten doordat geen parlementaire controle meer op hun begroting en activiteiten zou zijn. Dat was een opmaat voor een militaire junta. Het volk voelde aan dat de eerste revolutie nog niet het gewenste effect had en dat het erop leek dat de oude dictatuur door een nieuwe dictatuur zou worden vervangen. Dat mocht niet gebeuren. Ik had begrip voor de bezorgdheid voor de mensen en bewondering voor de moed van de demonstranten. Het waren mensen die echt betrokken waren met het lot van hun land en naar vooruitgang snakten. Dertig jaar Moebarak had hun geen stap verder gebracht.
Dinsdag 22 november: Nogmaals het Tharirplein
Na uitgebreid te hebben geïnternet bezocht ik nu alsnog het Tahrirplein. Ik wilde nu met eigen ogen waarnemen wat zich daar afspeelde. Ook wilde ik met demonstranten spreken om hun verhaal te horen. De sfeer op het plein was uiterst gemoedelijk. Het voelde onwerkelijk aan dat daags tevoren hier zoveel slachtoffers waren gevallen. Ik kwam een sympathieke jonge Egyptenaar- ene Amin- tegen met een zwarte geblokt hoofddoek om zijn nek. Hij was bezig met het spannen van spandoeken tussen lantarenpalen en stoplichten op het plein. Amin had aan de American Univesity gestudeerd en werkte nu bij een grote bank. Hij had maatschappelijk gezien al een goede eerste carrièrestap gemaakt. Maar toch, ook hij was een bevlogen activist en was stellig van mening dat de huidige regering en militaire raad niet te vertrouwen waren. Hij gaf aan dat het Moebarakregime een corrupte bende was en het volk door het verdelen van goede banen door vriendjespolitiek ernstig tekort deed. “In fact there is work for everybody”, zo verklaarde hij stellig. Ik legde hem voor dat ik van CNN had vernomen dat er een onderliggend probleem is: de zeer snel groeiende bevolking van Egypte. Het land telt bij 80 mln inwoners, waarbij het laatste jaar 0,5 mln jongeren beschikbaar kwamen voor de arbeidsmarkt. Om deze groei van de beschikbare beroepsbevolking in het arbeidsproces te kunnen absorberen, zou het land een economische groei moeten realiseren van ruim 5%, een onhaalbaar hoog groeppercentage voor een land als Egypte. Amin erkende dat dit inderdaad een groot probleem was, maar dat dit losstond van de problemen die het Egyptische volk onder het Moebarakregime ondervond. Een paar zaken op het plein hebben indruk op mij gemaakt. Aan een lantarenpaal hing een pop in militaire uniform aan een strop. Op zijn borst was een tekst gespeld met een boodschap die zich wel laat raden. Verder was een demonstrant een ca 15 meter hoge lichtmast opgeklommen. Hij stond met zijn voeten op twee lampenkoppen en zwaaide triomfantelijk met de Egyptische vlag.
Teruggekomen in het hotel mailde ik naar Frank dat het in Caïro op zich rustig was. Frank was al reisklaar maar stond nog in dubio vanwege het zorgwekkende nieuws dat de media in Nederland over Egypte verspreidde. Ik verzekerde Frank dat de situatie niet zo gespannen was als men in de media deed voorkomen. Frank hakte de knoop door en besloot toch te komen. Laat op de avond haalde ik hem af van het vliegveld in Cairo en dronken nog een welkomstbiertje op het tuinbalkon van het hotel..
Woensdag 23 november
Na een relaxte ontbijt te hebben gehad, maakten we eerst een rondwandeling op ons eiland Zamalek. We bezochten de slanke hoge Cairo Tower vanwaar je een prachtig uitzicht hebt op de Nijl en de stad erom heen.
Daarna bezochten we weer het Tahrir Plein. Frank was verrast over de gemoedelijke sfeer die hij daar aantrof en zijn eerdere reserves voor een bezoek aan Egypte verdwenen als sneeuw voor de zon. We hebben daar volop foto’s kunnen maken en mensen waren uiterst bereidwillig om met ons te praten. Ze zagen ons als de ogen van de buitenwereld die hun rechtvaardige revolutie kwamen aanschouwen. Dat de situatie niet erg gespannen kon zijn, bleek ook uit de gezinnen met jonge kinderen die daar aanwezig waren. Ik zag vaders met kleine kinderen op de schouder. Wat wel opvallend was, waren de vele gasmaskers die de mensen zichtbaar bij zich droegen. Men verklaarde dat de junta een aantal dagen daarvoor traangas had gebruikt op het Tahrir Plein en men niet van zins was zich door traangas te laten verdrijven. Op een locatie was te zien dat het daar gevaarlijk kon zijn. Het was een nauwe toegangsweg naar het Tahrir Plein waar het extra vol met mensen stond en waar meer dan elders geroepen en geschreeuwd werd. Ook lagen her en der stenen die de betogers hadden losgewrikt van de bestrating. De betogers hadden in de voorgaande dagen stenen geworpen naar de militaire ordehandhavers. Deze handhavers waren waarschijnlijk dusdanig in het nauw gedreven dat ze waren gaan schieten. Waarom het tot een dodelijk treffen was gekomen, werd snel duidelijk. Wat opvallend was de volstrekte afwezigheid van de politie. De mensen vertelden mij dat tijdens de laatste dagen van het Moebarak regime, de politie een uiterst dubieuze rol heeft gespeeld los van allerlei arrestatietaferelen. Een opvallend detail hieruit betrof het volgende. De politie zou alle gevangenen hebben vrijgelaten waardoor allerlei rovend en stelend gespuis weer op straat kwam, waardoor de mensen niet (goed) meer van huis konden om te demonstreren omdat anders hun huizen zouden worden leeggeroofd. Het is een verhaal dat ik met moeite kon geloven. Maar goed, ik ben gewend allerlei informatie tot me te nemen en het in een context te plaatsen die mij het meest geloofwaardig overkomt.
Na het Tahrir Plein bezochten we het Egyptian Museum. Na het bezoek aan dit museum van vorig jaar, was nu de nieuwigheid er wel van af, maar het is en blijft een zeer indrukwekkende verzameling die men daar aantreft. Vooral de verfijnde siersmeedkunst van de dodenmaskers van Toetanchamon blijft me nog steeds verbazen. Wat een meesterstuk!
Weer buiten gekomen van het Egyptian Museum zagen we het zwart geblakerd gebouw. Het stond naast het Museum en heeft gediend als regeringsgebouw van het Moebarak regime. Het zag er onheilspellend uit. Uit vrijwel alle ramen hebben de vlammen metershoog naar buiten geslagen. We liepen naar een zij-ingang van het gebouw. Buiten op de grond lagen overal glasscherven, stenen en puin. Je voelde hier nog wat in februari 2011 aan intense volkswoede tot uitbarsting was gekomen. Frank en ik liepen er wat ongemakkelijk rond en zijn niet verder het gebouw ingegaan dan de entree waarvan alle deuren en ramen waren weggeslagen. Het gebouw is kennelijk bestemd gebied. Het stadsbestuur en de regering hebben het niet aangedurfd om de puin op te ruimen en het gebouw af te zetten.
Donderdag 24 november
’s Ochtends troffen we de voorbereidingen voor vrijdag, D-Day. We haalden de fiets op, sloegen proviand in voor de Pharaonic Run en haalden het startbewijs op in het resort Intercontinental Pyramids Park Habiba Hall vlakbij Gizeh. Daaraan koppelden we meteen een bezoek aan de piramides van Gizeh zelf aan en natuurlijk de sfinx. Ook hier was voor mij de nieuwigheid er al van af. Niettemin vond ik het bezoek wel weer de moeite waard. Wat opvallend is wat de invloed is van sterk geometrische vormen op de mens. Het nodigt op de een of andere manier uit tot het maken van grappige foto’s zoals met de punt van de wijsvinger precies van onderuit op de punt van de piramide wijzen of met duim en wijsvinger bovenop de top van de piramide houden alsof men de piramide wil verplaatsen. Ook de sfinx ontkwam niet aan een ferme luchtzoen van Frank. Tegen het einde van de middag keerden we weer naar Zamalek terug.en genoten van een goede pastamaaltijd in de lommerrijke tuin van het restaurant The Seven Bells.
Vrijdag 25 november
Om twee uur ’s nachts ging de wekker en een kwartier later stond onze taxi voor de deur die ons naar het resort Pyramids Park Habiba Hall bracht. Het deelnemersveld was veel kleiner dan vorig jaar. Ik schat dat het deelnemersveld ongeveer een kwart was ten opzichte van de 2010-editie. Wellicht was de politieke onrust in Egypte hier debet aan. Om ca drie uur vertrok een karavaan van ca 25 personenbusjes richting El Fayoum.
Het is een psychologisch groot voordeel als je een zware krachtproef gaat afleggen en dat je al weet wat er allemaal gaat gebeuren. De ervaringen van de 2010-editie kwamen mij goed van pas. Je kunt lering trekken uit zaken die niet goed zijn gegaan waardoor je er voor kunt zorgen dat het deze keer beter gaat. Dat was nu ook het geval. Ik had ervoor gezorgd dat ik gedurende de voorgaande dagen voldoende nachtrust had gehad. Bovendien was de laatste dag vóór de Pharaonic Run niet zo hectisch zoals in 2010 met het regelen van allerlei praktische zaken zoals een fiets voor de begeleidende fietser. Je weet waar je de benodigde spullen kunt krijgen zodat je heel slagvaardig kunt handelen en geen onnodige tijd verliest. Ik had in de laatste nacht dan ook een paar uur kunnen slapen en voelde me fit toen ik aan de startplek stond. Wat voor mij wel een punt van zorg was, dat de deelnemers ditmaal slechts 11 uur de tijd kregen om de 100 km af te leggen. Dat was één uur minder dan vorig jaar. Na afloop hoorde ik van de algemeen manager van de Pharaonic Run, Hisham Ibrahim, dat hiertoe uit veiligheidsoverwegingen was besloten. Men wilde voorkomen dat lopers in het donker op een drukke doorgaande weg met veel vrachtverkeer zouden lopen.
Om 6.33 uur gaf Mr. het startschot en gingen de ca 25 lopers op pad. Het grootste deel van het deelnemersveld bestond uit estafette teams. Twee daarvan waren Japans. Deze teams waren heel sympathiek en de teamleden zwaaiden steevast enthousiast als zij in hun busje mij voorbij reden of als ik hun voorbij liep als zij op een wisselplek stonden. Ik was weer volop foto’s aan het maken en liep daardoor al snel in de achterhoede. Maar het was niet zozeer het gefotografeer dat me in de staart van het peleton had gebracht. Naar mijn indruk waren nogal wat lopers wel erg voortvarend van start gegaan. Dit zou ze wel eens kunnen opbreken. Mijn jarenlange marathonervaring had mij geleerd om zuinig met energie om te springen en om geheel autonoom te gaan lopen en me niet te laten beïnvloeden door wat andere lopers om me heen doen. M’n lichaam gaf precies aan wat de juiste loopsnelheid was, en dit is werkelijk het enige dat telt. Na ca 5 km was ik goed op gang gekomen en liep prettig. Ook Frank voelde zich prima thuis in de race. Hij was op zich ook een bezienswaardigheid want hij was de enige begeleidende fietser in deze race, net als Harmen en Gero vorig jaar.
Frank en ik maakten volop foto’s en dat kan in een land als Egypte wel eens gevoelig liggen. Zo is het niet toegestaan om overheidsgebouwen te fotograferen die gevoelig liggen. Daaronder vallen ministeries, kazernes en staatsinstellingen zoals gevangenissen. Frank wilde kort nadat we een vrijwel verlaten wijk van de stad El Fayoum waren gepasseerd een foto maken van een indrukwekkende toegangspoort naar een instelling waar een wachter voor stond. Ik liep vlakbij Frank en had er al lopend in de gauwigheid al een foto van genomen. Frank wilde het grondiger aanpakken, stopte even met de fiets en wilde een mooie foto nemen. Dat plan ging niet door. Terstond riep de bewaker iets gebiedends in het Arabisch en Frank borg maar snel zijn toestel op. Maar ja, er was nog een andere fotograaf die wel al een plaat had genomen….
Het lopen ging boven verwachting. Het was nog lekker koel en ik besloot te versnellen en op marathontempo te gaan lopen. Dit was een gok. Aan de ene kant kon ik nu nog extra kilometers maken nu ik nog fris was en de temperatuur nog op aangename waarden lag. Aan de andere kant verbruikte ik wel extra energie. Maar naar m’n lichaam te beoordelen, leek het me wel verantwoord te zijn. M’n doorkomsttijden op de 10 km markeringspunten waren over de totale race verspreid mooi stabiel met een trapachtig verloop naar beneden. Er was geen gestaag vorderend verval, maar een verval gebaseerd enerzijds gebaseerd op wedstrijdtechniek (km’s winnen zolang het nog koel is) en op weerstandsvermogen. Op de eerste 30 km liep ik ca 11 km per uur; de volgende 40 km ca 9 km per uur en daarna een groot verval tot ca 7 km per uur.
Mijn eigen tijdswaarnemingen waren: (10 km) 0.54; (20 km)1.50.05; (30 km) 2.47.07; (40 km) 3.51.11; (50 km) 4.59.22; (60 km) 6.04.56; (70 km) 7.13.06; (80 km) 8.31.32; (85 km) 9.12.21; (90 km)10.05.49; (95 km) 10.31.46; (finish) 10.43.30. Bij de een na laatste tijdswaarneming (95 km) is iets bijzonders aan de hand. Het zou inhouden dat ik een 5 km afstand in 25.57 (!) zou hebben volbracht, dat wil zeggen met 11 km per uur. Dat is onwaarschijnlijk omdat op dat moment mijn benen behoorlijk op slot zaten. Wel is het zou dat het parcours weer vlak was geworden en dat ‘het paard de stal rook’, zodat ik sneller liep dan de kilometers daarvoor. Maar deze snelheid heb ik op deze etappe beslist niet gelopen. Verder zou ik volgens mijn tijdswaarneming tussen de 85 km en de 90 km maar liefst 53.28 (!) aan tijd hebben verbruikt. Dat is vrijwel een wandeltempo en dus eveneens een onwaarschijnlijke uitkomst. Ik hou het er maar op dat het 90 km markeringspunt een km te laat op het wegdek was aangebracht. De marathonorganisatie heeft mijn finishtijd geklokt op 10.32.30 een verschil van maar liefst 11 (!) minuten met mijn eigen tijdswaarneming. Ik was mij onbekend waar ik deze ‘bonusminuten’ aan heb verdiend, maar ik dacht dat de organisatie wel secuur genoeg was met de tijdswaarnemingen. Na afloop ben ik hierover wel iets anders gaan denken. Zo bleek de eerste dame (een Braziliaanse met niet bepaald snel hardloperspostuur) te zijn gefinisht met een tijd van 10……. derhalve sneller dan ik. Deze dame was ik binnen de eerste 10 km voorbij gelopen en heb die daarna niet meer lopend gezien. Dat kan twee dingen betekenen: deze dame heeft nog meer ‘bonusminuten’ gekregen dan ik of ze heeft een stukje meegereden met haar volgauto. Wie het weet mag het zeggen.
Tijdens de race was het weer genieten van wat we zagen. De landelijke taferelen van boeren die werkten op hun geïrrigeerde akkers. De vele ezels volbeladen met suikerriet, de vele dorpjes waar we doorheen liepen en die ons nieuwsgierig aankeken en de uitbundige kinderen die een stukje met ons meeholden. Dit is typisch iets Afrikaans. In Tanzania holden kinderen jonger dan 10 jaar kilometers met me mee. Hier bleef het meestal beperkt tot een paar honderd meter, maar toch. Elders heb ik dit op mijn loopreizen niet meegemaakt. Een paar taferelen met kinderen staat me nog bij. Zo was even na het 40 km-punt bij een dorp aan de overzijde van het kanaal een brug. Bij deze brug stond net als vorig jaar een aantal volwassenen met een grote groep kinderen. De kinderen juichten bij het zien van een nieuwe loper en een aantal renden mij tegemoet. Het was een heel uitgelaten troepje. Er stonden langs de kant ook een paar mannen (waarschijnlijk onderwijzers) waardig gekleed in een groene djellaba (Arabisch lang gewaad). Zij hadden Spaans riet (soort zweep) in de hand waarmee ze diverse malen een behoorlijke mep aan kinderen uitdeelden die al te driest om me heen cirkelden en me onbedoeld het lopen moeilijk zouden maken.
Frank had steevast ook snel contact met de kinderen en was voor hen een goedmoedige oom-figuur. Op de zestig kilometer stond weer een uitgelaten groep kinderen langs de kant. Ditmaal kwam een sympathiek kereltje van een jaar of tien naast me lopen en stak heel kameraadschappelijk zijn armpje door mijn arm. In Egypte is dat een ultieme uiting van vriendschap. Hij sprak een beetje Engels en was heel puur in zijn doen en laten. Na een kleine kilometer maakte ik toch m’m arm los want om met een arm stil en gearmd te moeten rennen, loopt niet makkelijk.
Ongeveer tien kilometer verderop kwamen we weer door en dorp met jawel, weer een horde kinderen langs de kant. Frank had ze ditmaal opgestookt dat ze vooral naar die rennende meneer moesten gaan. Dat was niet tegen dovemansoren. Dus weer had ik een uitgelaten kwebbelende bende om me heen, waar ik eerlijk gezegd niet meer zo op stond te wachten want ik begon behoorlijk vermoeid te worden. Frank keek geamuseerd toe en was foto’s van mij met die wilde horde aan het maken. Later toen we het dorp voorbij waren, vroeg ik Frank of hij toch maar niet meer de kinderen op me af wilde sturen, want ik had nu mijn energie en concentratie hard nodig voor het lopen.
Vlak voor de tachtig kilometer begon het hardlopen me zwaar te vallen. Ik liep nu in een heel gematigd dribbeltempo en het was voor mij nu zaak om de laatste twintig kilometers zo veel mogelijk in een ongestoord ritme te kunnen afleggen. Eten en drinken tijdens de race deed ik niet meer wandelend maar ook dribbelend omdat het weer opstarten om te kunnen rennen me bijna een halve kilometer kostte. Na de 80 km linksaf om naar enkele piramides (naam opzoeken) te gaan. Eerst passeerden we nog een dorp en vervolgens een palmbomenplantage. Op dit stuk van het parcours kwamen we lopers tegen van diverse loopteams. Dat gaf me een goed gevoel want na de 60 km was ik vrijwel alle lopers en loopteams uit het oog verloren zodat ik het idee had dat ik ver achteraan in het deelnemersveld verkeerde. Dat bleek gelukkig niet het geval te zijn. Na een kleine twee km verliet de weg het Nijldal en liep straf omhoog het woestijngebied in. Dat was voor mij te steil om te kunnen rennen dus wandelde ik omhoog. Boven aangekomen zagen we recht voor ons op nog geen kilometer afstand een fraaie piramide en links in verte (ca 3 - 4 km) een geknikte piramide. Rechts van ons zagen we in de verte de piramides van Saqqara staan. We hadden al uitzicht op de finish! Bovenaan de eerste woestijnduintop was een piloon op de weg geplaatst als keerpunt voor de lopers. Ik was blij dat ik dit punt had bereikt omdat ik nu een kleine kilometer over een dalend stuk zou kunnen rennen. Wat een misrekening was dat! Mijn quadriceps in beide benen waren totaal dichtgeslagen en brandden op m’n benen. Zelden heb ik zulke stramme benen gehad. De voortbeweging die ik maakte bij het afdalen verdiende niet het predicaat hardlopen maar eerder schuifelen. Frank merkte op dat ik op m’n gezicht een van pijn vertrokken grinas had. Ik was me op dat moment niet van bewust, maar kan me achteraf er van alles bij voorstellen. Gelukkig duurde het afdalen niet al te lang en in de palmbomenplantage kwamen we een oudere sololoper tegen die daar geheel alleen -dus zonder volgwagen!- liep. De loper kwam uit Roemenië en was een wilskrachtig man van eind vijftig. Hij vroeg me om water. Hoewel onze volgwagen op dat moment ook niet meer in onze nabijheid was, had Frank nog genoeg water bij zich om hem te drinken te geven. Dat werd in dankbaarheid aanvaard. De loper probeerde nog mij bij te blijven maar moest op een gegeven moment toch lossen.
Teruggekomen op de grote weg langs het kanaal zagen we gelukkig ons busje weer. Bij de afslag naar de piramide was onze chauffeur ons plotseling uit het oog verloren en besloot voor de zekerheid maar even te wachten. Het 95 km-punt kwam voorbij in 10.31.46. Gezien de verbruikte tijd en mijn loopsnelheid op dat moment constateerde ik dat ik net niet meer binnen de tijdslimiet van 11 uur zou finishen maar enkele minuten daarbuiten. Het gekke was dat ik daarover totaal geen teleurstelling voelde. Mijn stemming verkeerde tussen gelatenheid/ acceptatie en toch ook voldoening omdat ik mijn 100-km tijd van Limburgs Zwaarste met maar liefst vier (!) uur zou gaan verbeteren. Na een kleine twee kilometer na het 95 km-punt boog de route linksaf naar Saqqara. Ik verheugde me om deze laatste, bijzondere km’s af te leggen want dit zijn de kilometers die je als loper het meeste zullen bijblijven, zeker als de finishplek tussen prachtig gerestaureerde piramides ligt. Ik zag me in het gouden licht van de ondergaande zon al over de finishlijn gaan. Hoe anders werd de echte afloop. Na een paar honderd meter zag ik tussen een paar mannen algemeen manager Hisham Ibrahim met een stopwatch langs de toegangsweg omhoog staan. Hij hield me staande en zei dat dit de finishplek was geworden en dat ik de tweede (!) solorunner was die over de streep kwam. Over wat ik hoorde was ik stomverbaasd. Dit de finishplek en ik als tweede sololoper bij binnenkomst?! Dat ik veel beter had gelopen dan vorig jaar en dat ik de volle afstand van Pharaonic Run zeker volbracht zou hebben gaf me al voldoening. Het behalen van een tweede plaats op een aansprekende internationale loop lag buiten al mijn scenario’s. Dat had ik nooit voor mogelijk gehouden. Tot nu toe was zelfs een bescheiden podiumplek in een of andere leeftijdsklasse in een lokaal wedstrijdje voor mij nog nooit weggelegd geweest. En nu ging die ouwe Bark met een mooie prijs ervandoor. Fantastisch! Hisham Ibrahim klokte mijn eindtijd op 10.32.30. Ik had echter een hele andere tijd op mijn horloge staan (10.43.30) maar was op dat moment te moe en te blij om op dit verschil van tijdswaarneming in te gaan. Even later kwam de Roemeense loper binnen. Ook hij was blij verrast.
Na ontvangst van de medaille (die nu wel goed aanvoelde omdat ik de Pharaonic Run tot aan het finishpunt had uitgelopen) en de oorkunde maakten Frank en ik nog enkele foto’s en keerden we terug naar het resort Pyramids Park. Diezelfde avond was daar het slotdiner. Bij het slotdiner werden de prijzen uitgereikt aan de beste drie mannen, de beste drie vrouwen en de beste drie loopteams. Ik kreeg bij de prijsuitreiking ook een prijs, een fraaie beker uitgereikt. De persoon die de voor mij beker moest pakken, aarzelde even en was aan het zoeken. Uiteindelijk pakte hij een beker van wel 30 cm hoog. Het formaat verbaasde mij al want hij was (vrijwel) even groot als die van de winnaar. Ik voelde op een afstand al nattigheid. M’n voorgevoel werd bewaarheid. Op het onderschrift van de beker stond: First Place Pharaonic Run 2011. Maar tussen alle overige bekers stond geen beker met een opschrift Second Place. Tijdens het slotdiner sprak ik op een discreet moment manager Hisham even aan en vertelde van de omissie. Hisham geneerde zich zeer en verzekerde dat hij de volgende dag bij ons hotel zou langskomen om het plaatje om te wisselen voor het juiste plaatje. Dat heeft hij de volgende morgen ook vakkundig gedaan.
De dag na de Pharaonic Run voelden m’n benen op zich prima aan. Ze waren wel een beetje stijf, maar daarmee kon ik nog heel behoorlijk wandelen. Frank en ik gingen daarom weer op pad en we bezochten nu het citadel van Caïro en de grote bazar Khan el Kalili. Het citadel met de …. Moskee liggen hoog op een heuvel, met vandaar uit een prachtig uitzicht over Caïro. Het geeft hetzelfde gevoel als je zit op de trappen van de Sacré Coeur op de Mont Martre, met een weids uitzicht over de stad Parijs. Ook de bazar met zijn doolhof aan nauwe straatjes en duizenden winkeltjes aan bling bling, souveniers, kleding, schoeisel, kruiden was weer een bezoek waard. De terugweg van de bazar naar ons hotel op Zamalek hebben we al lopend gedaan. Dat hebben we gedaan over enkele drukke hoofdwegen van Caïro. Zelden heb ik op een kilometer aan asfalt zo’n compacte massa aan mensen en auto’s aangetroffen als toen. Caïro is met 16 mln mensen zwaar overbevolkt.
Op zaterdag 27 november maakten Frank en ik met onze vaste taxichauffeur gedurende de afgelopen dagen in Caïro en een vriend van hem een dagtrip gemaakt naar het El Fayoum meer te bezoeken met daarbij een ca 5 meter hoge waterval en een korte tocht met een roeiboot over het meer. ’s Avonds hadden we ons afscheidsdiner in de Seven Bells want Frank keerde weer terug naar Rotterdam.
De drie dagen daarna besteedde ik aan een bezoek aan de Zwarte en Witte Woestijn en Crystal Mountain. Dit bezoek had ik al het jaar daarvoor willen doen, maar het krappe vakantieschema van 2010 liet toen een bezoek niet toe. In het hotel had ik inmiddels een betrouwbare Egyptische reisorganisatie gevonden waarmee ik de tocht wilde maken. die met goede uitrusting (een jeep met vierwielaandrijving, een complete kampeeruitrusting met een open tent (geen dak), diverse vloerkleden, drie slaapzakken, een eettafel, een kooktoestel, een bbq en uitgebreide en twee ervaren gidsen).
Het bezoek aan de Zwarte Woestijn was in feite een bezoek aan een overblijfselen van een gedoofde vulkaan die ooit diepdonkergrijze lava heeft uitgespuwd. Wat nu nog resteert van de vulkaan zijn een paar ca 50 meter hoge heuvels met aan de top een kraag van een vrijwel inktzwarte gestolde lava in de vorm van zwarte houtskoolbriketten van ca 10 cm lengte en 10 cm in doorsnee. Tussen de heuvels en in het gebied eromheen lagen inktzwarte stukken steen. De zwarte open vlakte was de naam ‘De Zwarte Woestijn’ wel waardig.
De naam Cristal Mountain roept meer verwachtingen op dan het kan waarmaken. Dat was een spijtige constatering. De Mountain was ook een gedoofde vulkaan waarvan de lava ook kwartshoudend materiaal heeft bevat die op enkele plekken de tijd en ruimte heeft gehad om te kunnen uitkristalliseren. De kwartskristallen zijn enkele centimeters groot, zeshoekig met een piramideachtige top en zeer lichtdoorlatend. Sommige kristallen benaderen de helderheid van glas.
Het bezoek aan de Witte Woestijn was een topper. De witte kleur ontleent de woestijn aan het spierwitte kalksteen dat aan winderosie onderhevig is. Kennelijk is dit deel van de woestijn ooit een zee geweest met kalkafzettingen. De vormen van de rotsen zijn ronduit bizar. Je hebt ‘paddenstoelrotsen’ met een heel dunne steel en ook 5 meter grote muffins. Enkele rotsen hebben een heel herkenbare vorm en lijken uit een stripboek te zijn ontsnapt. Zo wees de gids mij op “The Rabbit” en inderdaad gezien van linksachter was de silhouet van de rots precies dat van een zittend konijn, met zijn kenmerkende kromme rug, de neus en de oren. Verder was ook “The chicken and the tree”. Dit waren twee rotsen waarvan de ene een lange ronde steel had en een grote ronde bol als kruin. Schuin onder de boom lag een steen in de vorm van een broedende kip met de kop schuin omhoog. Ik ben anderhalve dag in de Witte Woestijn gebleven en enkele momenten zijn onvergetelijk. Zo is de ervaring om in de woestijn onder de open hemel te slapen een heel bijzondere ervaring. Ver van de bewoonde wereld met zijn lichtvervuiling zie je pas goed hoeveel sterren en zijn. Ontelbaar. Ook is met enige regelmaat te zien hoe een meteoriet in de dampkring verbrand en voor 1 – 2 seconden een lichtspoor achterlaat. Een keer verbrandde een wat grotere meteoriet en dat gaf een lichteffect van een vuurkogel die op grote afstand was afgeschoten.
Bijzonder vond ik ook de bbq buiten onze open tent. De gidsen hadden een grote bbq-bak en brandhout (gekloofde stammen) meegenomen. Het was een bijzonder gezicht om in een godverlaten vlakte waar geen boom of andere begroeiing te bekennen is een vuur te stoken en daarbij een smakelijke warme maaltijd te bereiden. Nadat de kip gaar was en de salades klaar waren, gingen we in de tent eten. De gidsen hadden op de grond matten en dekens neergelegd, een lange lage tafel (30 cm hoog). Tijdens onze maaltijd kregen we onverwacht bezoek. In de verte zagen we eerst twee ogen reflecteren. De ogen kwamen gaandeweg naar ons toe. In de duisternis op ca 15 meter afstand waren de contouren van deze bezoeker te zien. Het was een woestijnvos. De vos zag er grappig uit met zijn grote oren, spitse snuit en twee nieuwsgierige ogen. De vos was in het begin schuw en nam ons met zijn laaghangende kop scherp op. Maar de schuwheid verdween als snel. Als we de vos een kippenbot toewierpen, liep hij eerst snel weg met zijn trofee en peuzelde het ergens in de duisternis op. We onderwierpen de vos aan een schuwheidstest. We wierpen de botten steeds minder ver van ons vandaan en op een gegeven moment hield ik een bot met de hand op ca 30 cm hoogte bij de ingang van onze tent. De vos aarzelde even en keerde een paar keer toch op het allerlaatste moment om als hij vlakbij dat overheerlijke kippenbotje was. Uiteindelijk won de honger het toch van zijn schuwheid want hij griste opeens heel snel het bot uit m’n hand. Een van de gidsen vertelde dat de vossen eigenlijk helemaal niet schuw zijn. Zo komt het regelmatig voor dat vossen schoenen wegroven als die dicht bij de ingang van een tent zijn neergezet. De nacht in de woestijn is koud, erg koud. Het werd een graad of zes boven nul. In de eerste nacht stond er ook nog wind. Deze combinatie is niet erg aangenaam als je in de buitenlucht slaapt. De kou sloeg echt neer op m’n gezicht en belette mij om in slaap te vallen. Wat nu? De oplossing was even doeltreffend als simpel. Ik vouwde een zakdoek open en legde die op m’n gezicht. Met m’n uitgeblazen adem warmde ik de zakdoek op en dreef de doordringende kou weg.
De volgende ochtend werd ik om half zes wakker. De dageraad was net in het oosten begonnen. Ik wilde een zonsopgang beleven in deze bijzondere omgeving. Dat moest zo mogelijk nog spectaculairder zijn dan de zonsondergang. In de lucht hing een hoge wolkenband die door de zon aan de onderzijde fraai werd aangelicht nog voordat de zon boven de horizon stond. Ik sta toch altijd weer verbaasd hoe snel de zon op- en ondergaat. Dat duurt amper 3 minuten. Ook de losstaande rotsen van enkele meters hoog in de woestijn doen in de ochtendnevel bijzonder aan. Het heeft iets weg van een grote verzameling Masai-hutten die uit Kenia/Tanzania is ontsnapt. Veel van de rotsen hebben een aparte vorm. Het zijn kort gedrongen dikke pilaren van enkele meters doorsnee met veelal een ronde top. Vaan lijken ze ook op enorme muffins. Het is altijd leuk om met het licht van de laagstaande zon een bijzonder schaduwspel te doen. Vooral met de benen. Deze worden in lengte enorm uitvergroot op de grond. Na de zonsopgang heb ik nog een rondwandeling gemaakt door de vallei waar we hadden overnacht en heb veel bijzondere foto’s van de zon met de rotsen en de witte grond kunnen maken. Om 8 uur keerde ik weer terug naar onze ‘tent’ waar de beide gidsen inmiddels al wakker waren en bezig waren het ontbijt te maken en de spullen op te ruimen om te vertrekken naar Caïro. Het was een buitengewoon mooie ervaring om een paar dagen in de Witte Woestijn te hebben doorgebracht. In de toekomst kom ik zeker nog eens terug maar hoop dan te voet een onvergetelijke trail door het witte sneeuwlandschap met zijn grillige sculpturen te kunnen maken. En dan weer slapen in een open tent en dan ’s nachts genieten van de sterrenhemel en te kijken naar de ontelbare sterren van de melkweg.
Kortom, er is nog een heel bijzondere Egyptereis in het verschiet. Een heerlijk vooruitzicht nietwaar?
Raymond
Tags: Ultralopen