De marathon van Beiroet, een bijzondere stad in een intrigerend land
Libanon is een klein land met een groots verleden. Dat laatste laat zich verklaren uit met name twee oorzaken: de geografische ligging en de handelsgeest van de mensen. Door zijn ligging op een kruispunt van culturen heeft de bevolking veel invloeden van buitenaf gekregen. Om een paar zijstraten te noemen: Assyriërs, Babeloniërs, Perzen, Egyptenaren, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Mamelukken (oorspronkelijk slavenmilitairen uit de Kaukasus en Zuidoost Europa die later de macht grepen) en Osmanen. De bewoners uit de oostelijke kuststreek van het Middellandse Zeegebied zelf, Feniciërs, waren bekwame zeevaarders en handelaars. Zij dreven veel handel op Egypte en Cyprus. Libanon stond bekend om zijn bomen en met name ceders en pijnbomen. Ooit was het land geheel bedekt met een woud aan imposante ceders en pijnbomen. Het hout van de ceders werd gebruikt voor bouwactiviteiten en de welriekende pijnboomolie werd gebruikt voor balseming. Nu zijn er nog slechts sporadisch op een paar plaatsen imposante ceders te bewonderen. Het woord bewonderen is hier echt op zijn plaats want de bomen kunnen ouder dan 1000 jaar worden en een omvang bereiken van meer dan 11 meter in omtrek. Beiroet bleek verrassenderwijs een eigen marathon te hebben en voor een marathontoerist als ik was dat een uitgelezen gelegenheid om weer eens in het Midden Oosten te vertoeven. Ik kan moeilijk een verklaring voor vinden, maar deze regio intrigeert me en trekt aan me als een magneet.
Voor m’n vertrek voor een marathontrip verdiep ik me doorgaans in de geschiedenis van een land. Dat geeft zo’n reis een zekere meerwaarde. Libanon is op dat punt een dankbaar onderwerp. Met een paar ruwe schetsen probeer ik een weergave te geven van de recente geschiedenis die de huidige situatie (anno 2009) in het land heeft bepaald.
Beiroet werd ooit het Parijs van het Oosten genoemd vanwege zijn rijke westerse (Franse) stijl. Na de val van het Osmaanse Rijk in 1918 was Libanon tussen 1920 en 1943 Frans mandaatgebied. Een mandaatgebied houdt in dat een gebiedsdeel formeel geen kolonie is maar wel onder bestuur staat van een buitenlandse mogendheid. In 1943 werd het land onafhankelijk. De Franse invloeden zijn in Libanon nog steeds sterk aanwezig. Frans is hier ook de overheidstaal. Voor Libanon bestond nog een andere fraaie naam: het Zwitserland van het Midden Oosten. Het land was rustig en welvarend en beschikte over een goed ontwikkelde bankenstructuur. Begin jaren zeventig ging het mis. In decennia daarvoor bestond een precair politiek evenwicht tussen christenen (maronieten), moslims (soennieten en sjiieten). De politieke machtsverdeling had echter geen pas gehouden met de demografische ontwikkeling van de bevolking waarbij het moslimdeel vanwege de toestroom vanuit Israël afkomstige Palestijnen en door geboortes sneller was gegroeid dan het christelijke deel. Ook waren de sjiieten (een van de twee hoofdstromingen van de islam) beduidend onderbeeld in de betere beroepsgroepen dan de christenen en soennieten, de andere hoofdstroming binnen de islam.
In 1975 ging het echt mis. Er ontstond een burgeroorlog die ca veertien jaar heeft geduurd voordat de gevechten minderden en min of meer een wapenstilstand intrad. Beiroet werd daarbij verdeeld in twee strikt gescheiden delen: een christelijk en een islamitisch stadsdeel. Beiroet deelde in die dagen daarmee hetzelfde tragische lot als Berlijn, Nicosia en Belfast. In het zuiden van het land wonen de uit Israël verdreven/vertrokken Palestijnen. Hun machtsbasis is de Hezbollah, een door Iran gefinancierde politiek-paramilitaire groepering. De Palestijnen zijn zo talrijk (ca 1 mln) dat zij een politieke factor van betekenis vormen die de Libanese regering niet kan negeren. In 2006 schoten aanhangers van de Hezbollah scud-raketten op Noord-Israël hetgeen voor Israël een vanzelfsprekende reden was om te reageren. De tactiek die Israël daarbij hanteert is die van overreactie. De tegenstander moet harder worden getroffen dan wat hij jou heeft aangedaan. Daar moet een zekere afschrikwekkende werking vanuit gaan. Het lastige in deze situatie was dat de Hezbollah geheel was geassimileerd in de Libanese samenleving. Er is ook geen afgescheiden gebied zoals de Gaza-strook of de Westelijke Jordaanoever. De Israëlische regering besloot daarom om strategische punten van de infrastructuur van Libanon en met name in en rondom Beiroet te bombarderen. De schade moest zo groot worden dat de Libanezen een dermate hinder zouden ondervinden van de aanwezigheid van de Palestijnen, dat deze het land uitgezet zouden worden net zoals in 1971 in Jordanië. Dit scenario kwam echter niet tot realisering.
Als men nu in Beiroet rondloopt dan oogt de stad in bepaalde wijken heel modern en welvarend. Het betreft hierbij het financiële district en de stadsrand aan de toeristische kustboulevard: de Corniche. Meer naar het midden van de stad en in bepaalde buitenwijken, ziet men nog talloze gehavende huizen waarvan de gevelbekleding is verdwenen of de muren vol met mitrailleurkogelgaten zitten. Deze zo zichtbare tekenen van oorlog geeft je een onbehagelijk gevoel en je waant je haast in een gebied waar nog steeds oorlog woedt. Daar komt nog bij dat dagelijks enkele uren lang de elektriciteit wordt afgesloten en evenmin geen internetverbinding mogelijk is. Echter deze situatie duurt al jaren en de Libanezen reageren er heel laconiek op. Je plaatst in je huis gewoon een aggregaat of houdt kaarsen en/of zaklampen bij de hand. In het echte stadscentrum met winkels en kantoren merk je verhoudingsgewijs weinig van deze “elektronische Sperrzeit”. De begane grond blijft namelijk verlicht. Andere zichtbare tekenen van de voorbije burgeroorlog is de prominente aanwezigheid van soldaten en politie op straat, de wegversperringen en de controleposten met wachthuizen omringd met opgestapelde zandzakken. In geen enkel land heb ik zoveel soldaten gezien. Zelfs niet in Israël, Cuba of Rusland. Toch heeft hun aanwezigheid geen drukkend effect. Ergens is het wel zo prettig want er is tenminste constant toezicht.
Beiroet heeft met zijn nog zo zichtbare oorlogsverleden een dubbel gezicht. In het stadsdeel Gemmayze waar ik verbleef (direct ten oosten grenzend aan het stadscentrum) zijn veel trendy kroegen, restaurants en nachtclubs. Dit is de uitgaanswijk voor jonge welgestelde Libanezen. De kroegen zijn ’s avonds overvol en als er geen volk meer bij kan dan staat men heel relaxed op straat. Op straat rijden massa taxi’s rond. Het overgrote deel bestaat oude Mercedessen die daar hun laatste jaren slijten. Het verkeer op straat is echt op zijn Arabisch: men rijdt heel dicht op elkaars bumper maar blijft wel gemoedelijk. Het bumperkleven kan het best gezien worden als de optimale benutting van de beperkte ruimte in enge straten. Vooral in de binnensteden is het werkelijk centimeterwerk. Ook claxonneren is heel gewoon. Een seconde langer wachten dan wat volgens de doorsnee Libanees nodig is en hij drukt al op zijn claxon. Je moet je als Europeaan even instellen hoe je het beste met dit rijgedrag moet omspringen en je moet je ook wel een tikkeltje brutaal/assertief opstellen. Mij is het in ieder geval gelukt om mijn huurauto een week lang schadevrij door Libanon en met name Beiroet en Tripoli te loodsen en ik moet zeggen dat dit echt niet de makkelijkste steden zijn om in te rijden. Op het platteland is het rijgedrag normaler te noemen. Daar is volop ruimte om je eigen gang te gaan.
Beiroet heeft uit architectonisch oogpunt geen toppers in huis. Alleen het oude centrum net voorbij de Grote Moskee is echt sfeervol te noemen vanwege de fraaie oude gebouwen. Op diverse straten die uitkomen op de Place d’Etoile zijn veel restaurants gevestigd met overdekte terrassen op straat. Een relaxte wandeling over de kilometerslange wandelpromenade langs le Corniche is zeker de moeite waard. Een versnapering kan men nemen aan een café-restaurant op de uiterste noordwesthoek van de boulevard. Deze uitspanning ligt in feite als een eiland in zee en heeft een perfect zonterras en een fraai uitzicht op zee. Het zonterras is echter alleen op rustige dagen te gebruiken want op de dag dat ik er langs liep stonden ruwe golven op zee die beukten op de rotsblokken pal voor het terras. Dat gaf bij tijd en wijle spectaculaire tsnunami-achtige hoogopspattende waterpartijen waarbij het water van de golftoppen tot ver op het terras terechtkwam. Je zou daar maar net met je kopje koffie zitten…. Een andere toeristische trekpleister aan de kust bij Beiroet zijn de Duivenrotsen. Dit zijn twee eilanden van hoge kalksteenrotsen waarbij de zee in een eiland een natuurlijke brug heeft gemaakt. Een andere aanrader is het Nationaal Museum van Beiroet. Daar zijn talloze fraaie (kunst)voorwerpen van voorbije beschavingen te zien. Voor de toerist heeft het platteland meer in huis. In de kuststrook en het berggebied liggen diverse plaatsen met een bijzondere historie (o.a. Sidon, Byblos en Tripoli) en of plaatsen met fraaie vergezichten. Het platteland is in het midden en het noorden van het land zonder meer welvarend te noemen. De huizen zijn veelal nieuw en zien er goed onderhouden uit. Er worden ook volop hotels gebouwd. Mogelijk vindt dit zijn verklaring in de nabije aanwezigheid van het Libanongebergte waar men op diverse plaatsen kan skiën. De hoogste bergtop (Jebel el Mekmel) is 3083 meter. De winkels in kleinere plaatsen hebben vaak een verrassend goed assortiment in huis. De economie staat op een beduidend hoger peil dan in omliggende Arabische landen als Jordanië en Egypte. Wat een Europeaan toch ook een vertrouwd gevoel geeft als hij in december Libanon bezoekt, is de aanwezigheid van kerstversiering en kerstbomen op straat. Uiteraard geldt dit alleen voor de gebieden waar in aanzienlijke mate maronieten (christenen) wonen of zelfs de meerderheid uitmaken.
Op de derde dag dat ik in Libanon was (zondag 6 december), was de dag van de marathon. De start viel op een nogal matineus tijdstip: om 7 uur ’s ochtends en dat in een winterperiode! Het deelnemersveld schat ik op een kleine 1000 personen. Gezien de pr die aan de marathon in de stad werd gegeven had ik eerlijk gezegd een wat groter deelnemersveld verwacht. Maar anderzijds is het zo dat bij de andere twee marathons waaraan ik aan de zuidzijde van de Middellandse Zeeregio heb deelgenomen (Marrakech en Luxor) het deelnemersveld ook onder de 1000 is gebleven. Ook voor de Run to the lowest point on earth (een 50 km-loop van de Jordaanse hoofdstad Amman naar de Dode Zee) was dat het geval. Kennelijk leeft het hardlopen hier minder dan in Europa en mogelijk spelen ook klimatologische redenen (meestal te warm) een rol.
Het marathonparcours bestond ruwweg uit twee rondes in de vorm van een brilmontuur. De eerste ronde voer door de stad. De tweede ronde liep langs de kust. Het weer tijdens de marathon was prima om te lopen. Het was ca 18 graden, bewolkt weer met af en toe een bui en een keer een heel stevige bui. De wind was vrijwel geheel afwezig. Deze weersomstandigheden maakten het mogelijk dat de meeste deelnemers -en ook de rennende reporter- de marathon in een t-shirt met korte broek konden afleggen. Alleen tijdens die ene stevige regenbui heb ik even m’n trainingsjas aangedaan. De verzorgingsposten op de marathonroute waren prima in orde en waren na elke 2,5 km ingericht. Bananen en dadels waren na de 10 km volop aanwezig. De marathon verliep soepel. Er waren geen periodes dat het extra zwaar werd. Het leukste deel van de marathon is na 19 kilometer door het stadsdeel Souk al Ahad. De route loopt dan door een woonwijk met veel kinderen op straat. Deze reageerden heel enthousiast op voorbijkomende lopers. Zij willen allemaal een high five geven en er klinkt gejoel als er weer een groep lopers in aankomst is. Wat mij opviel was de aanwezigheid van veel padvindergroepen in dit stadsdeel. Ook ik had ooit vroeger als welpje bij de padvinderij gezeten en had dan mijn padvindersuniformpje aan.
De marathon voltooide ik in 4.22 uur. Dit is zelfs voor deze marathontoerist geen snelle tijd te noemen. Aan de route lag het niet. Er waren alleen in de eerste ronde een paar hellinkjes, maar dat mocht eigenlijk geen naam hebben. Ook de weersomstandigheden waren niet ongunstig geweest. Ik denk dat mijn ruimhartig fotograferen (ca 450 foto’s met diverse close up opnames) toch de nodige tijd heeft gekost.
De volgende dagen heb ik met een huurauto rondgetoerd door het noorden van Libanon. De kustplaats Jbail (Byblos) met zijn opgravingengebied en oud kruisridderburcht is de moeite waard om even aan te doen. In Tripoli, de tweede stad van Libanon, heb ik drie dagen doorgebracht. Tripoli is beduidend anders dan Beiroet. Het is er beduidend soberder en het verkeer op straat heel compact. De elektronische Sperrzeit heeft ook duidelijker impact want ook de straatverlichting gaat dan uit. Op een heuvel in de stad staat een fraaie citadel waarvan men een prachtig uitzicht heeft over de stad en de zee. Tripoli staat verder bekend om zijn natuurlijke zepen van allerlei geuren die van pijnboomolie wordt gemaakt. Een aanrader is om ’s avonds vlak voor zonsondergang met de boot een tocht te maken langs de kust en om de in zee liggende eilanden. De hoge besneeuwde bergtoppen van het vlakbij liggende Libanongebergte lichten dan prachtig op in het rode licht van de ondergaande zon.
In Tripoli was ik een avond te gast bij een sympathieke Libanees, Youssef Mehri. In het Nationaal Museum in Beiroet kwam ik hem toevallig tegen en raakte met hem in gesprek. Hij volgde een universitaire opleiding tot tandarts en diende voorts als sergeant in het leger. In Tripoli woonde hij sinds kort met zijn vrouw Nadia in een huis wat hij op een voortreffelijke wijze had gerestaureerd. Hij woonde in een dichtbevolkte stadwijk midden in Tripoli. De stadswijk is een souk (een bazar). Zo te beoordelen aan de reacties van zijn buurtgenoten was hij een graag geziene gast in de buurt. In zijn omgang was Youssef op en top militair: heel zakelijk, correct en gedisciplineerd.
Op de woensdag en de donderdag heb ik met de auto rondgetoerd door het Libanongebergte. Op de woensdag kwam in de loop van de middag bewolking opzetten die het fraaie vergezicht richting zeekust wegnam. Wel heb ik een bezoek kunnen brengen aan een fraai klooster Deir Qannubine diep verscholen in een prachtig dal. Bij dit klooster is ook een grot met twee bijzonderheden. Op een altaar lag een ketting met ijzeren polsbanden. Volgens de bij de kloosteringang opgehangen informatie werden hier ooit mensen met een geestelijke stoornis gemarteld totdat de geestelijke stoornis zou zijn geweken. Verder lagen er honderden kookpannen in de grot. Volgens diezelfde informatie legden vrouwen met kinderwens een kookpan op zijn kop. Was de kinderwens vervuld, dan werd de pan goed gelegd. Het laatste wapenfeit van die dag was een bezoek aan een cederbos met eeuwenoude ceders. Het bos lag vlak onder de sneeuwgrens. Een reusachtige ceder heeft indruk op mij gemaakt. De boom bezat ontzagwekkende wortels die zich als monstrueuze tentakels in de grond hadden gewroet. Wat een natuurgeweld!
Op de donderdag probeerde ik over dezelfde bergpas als waaraan het cederbos lag, naar Baälbek te komen. Baälbek is de topper van Libanon en hoort in het rijtje toppers uit de regio thuis zoals de rotsstad Petra in Jordanië en het tempelcomplex Karnak (nabij Luxor) in Egypte. Helaas bleek de bergpas vanwege de vele sneeuw niet meer begaanbaar. Die dag ging daarna verloren aan urenlang autorijden in het donker waarbij de bewegwijzering mij ‘niet bepaald behulpzaam was’. Maar de beloning kwam de dag daarna op de vrijdag. Ik had mijn onderdak genomen in een eenvoudig hotel (Shouman) dat aan de rand lag van het tempelcomplex van Baälbek. In mijn hotelkamer stond een fraaie ouderwetse potkachel waarbij de ijzeren schoorsteenpijp recht omhoog ging en dan met een boog naar de buitenmuur liep. Elke hotelkamer was voorzien van zo’n brok nostalgie. Vanaf mijn balkon had ik een perfect uitzicht op het tempelcomplex. Om kwart over negen liep ik het tempelcomplex binnen. Het was een prachtige dag met strakblauwe lucht en vormde de ideale afsluiter voor een vakantie. Er was nog geen toerist te zien en ik kon zo prachtig foto’s maken zonder al dat toeristenvee voor mijn lens.
Het tempelcomplex van Baälbek staat op de Unesco werelderfgoedlijst en werd tussen 1900 en 1904 door Duitse archeologen en architecten weer opengelegd en opgebouwd. De naam Baälbek betekent Heer van de Bekaa-vallei. De Bekaa-vallei is een vruchtbaar en waterrijk valleigebied tussen het Libanongebergte en de tweede bergrug: de Antilibanon. De vallei krijgt vrijwel het hele jaar water aangevoerd vanuit de twee bergmassieven. Tijdens de Griekse periode (na Alexander de Grote in 332 v.C.) heette de stad Heliopolis (Stad van de Zon). De Romeinse keizer Julius Ceasar maakte de stad tot een garnizoensplaats. Onder het bewind van keizer Augustus werd begonnen met het huidige tempelcomplex en opeenvolgende keizers waaronder Claudius en Nero zetten de bouw van tempels gewijd aan Romeinse goden (o.a. Jupiter) voort. Onder het bewind van Romeinse christelijke keizers (Constatijn en Theodosius) kwam in de vierde eeuw een einde aan de Jupiterverering en verrezen er kerken. De eerstvolgende vreemde overheersers die substantiële bouwactiviteiten op het tempelterrein ontplooiden waren de Mamelukken. Zij bouwden het tempelcomplex in de 13e eeuw om tot een vesting. Het tempelcomplex werd in de daaropvolgende eeuwen ernstig beschadigd door mijnbouwactiviteiten van de Osmanen en een zware aardbeving in 1759. Het voert te ver om in detail te gaan beschrijven wat er allemaal te zien is. Wat de meeste indruk op mij heeft gemaakt is de fraaie Tempel van Bacchus. Van deze tempel staan alle muren nog overeind, bevat de noordzijde alle zuilen en liggen ook nog rijk gedecoreerde plafondstenen boven de zuilengang. Diverse wandversieringen zoals classicistische friezen en rondbogen zijn nog puntgaaf. Ook de rijk versierde deurstijlen hebben de tand des tijds van bijna 2000 jaar vrijwel ongeschonden doorstaan.
Na drie uur en ruim 400 foto’s verder had ik mijn bezoek aan Baälbek voltooid. Naar mijn gevoel was mijn vakantie compleet en tot zijn einde gekomen. Ik had m’n vakantie op de juiste manier opgebouwd, want de climax was op de laatste vakantiedag gekomen. In de toekomst hoop ik Libanon nog eens aan te doen. Mogelijk in een verrassende combinatie zoals skiën, zonnen op het strand en cultuur snuiven. Libanon is een van de weinige landen ter wereld waar dat allemaal op een dag kan. Dat roept om uitproberen. Waar of niet
Raymond
Tags: Stedenmarathons